Ik dacht dat mijn collega een slag van de molen had gekregen. Hij voelde vlinders in zijn buik en verklaarde voor waar dat hij zonet een vrouw had ontmoet die én verstandig én grappig was. Ik loerde met een scheef oog naar dat vrouwmens in kwestie. Ze had wat weg van een geopende Zeeuwse mossel met chapelure. Voor mij was het meteen overduidelijk: mijn collega had dringend hulp nodig, gespecialiseerde hulp. De mijne met name.
Eerst heb ik dat grote dieren-misverstand uit de weg geruimd: als er een vrouw in het spel is, kan het wel eens vreemd doen in de buik maar met vlinders heeft dit niks te maken. Het zijn vleesmaden. Het zijn verschrikkelijke, getande carnivoren die je van binnenuit beginnen op te eten zodra ze de geur van schede en eierstokken waarnemen. Hoe inniger je contact met een vrouwmensje, hoe harder ze bijten. Genade kennen ze niet: ze vreten dwars door alles heen. Je maag, je hersenen, je ogen, je scrotum, zelfs het laatste restje vlees in je darmvulling moet eraan geloven. Millimeter per millimeter. Dat zie ik een koninginnenpage of een gentiaanblauwtje nog niet doen. Of wel?
De collega slikte even.
Maar waar het mij vooral om te doen was, was zijn compleet onwetenschappelijke bewering als zou die Zeeuwse “én verstandig én grappig” zijn. Voor een menswetenschapper als ik, iemand die jarenlang met potlood en notitieboekje is afgedaald in de diepste en donkerste uithoeken van het Rijk der Vrouw is zoiets pijnlijk om horen. Want wat gesteld werd, is onmogelijk. Empirische onzin. Die combinatie in één vrouw bestaat gewoonweg niet, net zoals een vierkante cirkel niet bestaat. En dan zwijg ik nog volkomen over het derde, door mij onderzocht criterium: proper op hun eigen zijn. Als je ook dat erbij wil, dan rest je niks anders dan wachten op het smelten van het poolijs en hopen dat er een of ander fossiel terug tot leven komt.
Waar haalde mijn collega het dan? Intelligent en humoristisch? Bij een vrouw? Tegelijkertijd? Het kan niet anders dan dat die flatterende beschrijving werd ingelepeld door dat afgekookt weekdier zelve. Mooie woorden bij het verleiden, ongenadig bij wat erna komt. Op en top vrouw. De matras als spinnenweb.
Daarom dat ik mijn collega-in-levensgevaar wat dichter naar me toetrok. Hoe dacht hij grappigheid en intelligentie te ontwaren, bij een vrouw dan nog… dat wou ik weten. Na een kwartiertje neuspeuteren en repliceren zat hij muurvast. Als iemand die uit een diepe coma ontwaakte, moest hij toegeven dat hij even de kluts kwijt was geweest. Dat hij gebrainwasht was. “Vrouwen zijn niet verstandig en grappig, ze zijn eigenwijs en lachwekkend”. “Is het zo juist, Muggenbeet?” Ja, hij had mijn les goed begrepen.
Veel had het niet gescheeld of mijn collega had seks gehad met die vrouw. Wie weet had ze zijn geslacht wel afgebeten. Opgelucht en nog geheel intact ging hij huiswaarts. Tot morgen en bedankt!
De ‘mosselvrouw’ die ons al die tijd wantrouwend in de gaten had, zag haar brok vlees ontglippen. Ze kwam na het vertrek van mijn collega naar me toe. Met een blik op onweer en veel nattigheid maar ook met haar blauwe Wibra-blouse wijd open eiste ze gerechtigheid.
Zoals het een echte man betaamt, vond ik enige compensatie voor haar verloren prooi een terechte vraag. Ik gaf haar een grote portie wild en dierlijk geslachtsverkeer. Eigenwijze, lachwekkende vrouwen zijn daarvoor het best. Ze vinden alles zalig, zolang het maar zeer doet! Ik vond het zelf ook fijn al proefde ik wat veel zeezand.
Proper op hun eigen zijn, ik had het er al eerder over.