De Balatkas in de Nationale Plantentuin te Meise
Gecombineerd met de opendeurdagen van Kwekerij Bruckeveld in Merchtem was de dag met ons bezoek aan de Nationale Plantentuin van België prima gevuld. De goesting om er echt alles gaan te bezichtigen was er niet. 92 hectaren en 18.000 soorten planten dat is een beetje van 't goede te veel. We maakten dus een selectie: het Plantenpaleis met de overbekende Victoriakas, het kasteel van Boechout, het Pachthof met Tuinwinkel, de oranjerie van het verdwenen kasteel van Meise (taart en koffie) en de Balatkas. Balat? Dat is de man die ook tekende voor de Koninklijke Serres te Laken, die we in mei van dit jaar bezochten.
Ik ben vroeger, voor de communitaire poespas, al een paar keren in Meise terechtgekomen. Telkens moest het snelsnel gaan waardoor ik die Balatserre altijd gemist heb. Zonde natuurlijk want het is m.i. hét gebouw dat niemand mag missen. Een kleintje maar een fijntje, zoals ze zeggen.
In 1854 ontwierp Alphonse Balat, op dat ogenblik de hofarchitect van Leopold II, deze kleine kunstzinnige kas om er de Victoria amazonica, een grote waterlelie uit tropisch Amerika, in onder te brengen. Oorspronkelijk werd ze gebouwd in het Leopoldpark te Brussel, als ik me niet vergis destijds dé dierentuin van Brussel. Een eerste keer verhuisde ze naar de Kruidtuin te Brussel (De Botanique) om rond 1941 een vaste standplaats te vinden in de Plantentuin te Meise.
Haar bestemming en architectuur verleenden haar respectievelijk de naam 'Victoriakas' en 'Kroonserre'. Het kroontje bovenop laat geen twijfel bestaan over Balats broodheer. Voor de architect was deze serre een vingeroefening voor het bouwen van de monumentale Koninklijke serres te Laken waarvan de Wintertuin in 1874 werd gerealiseerd. Het mooie aan deze serre en die van Laken is dat ze overduidelijk de vormentaal van de Art Nouveau bevatten alhoewel deze kunststroming officieel pas in 1890 aanvang neemt.
In de Balatserre vind je nog steeds de (niet met water gevulde) bassin die voor de reuzenwaterlelies bedoeld was. Momenteel hebben vorstgevoelige planten de plek ingenomen. Rondom de Balatkas kan je door het 'Herbetum' struinen, voor liefhebbers van vaste planten vast en zeker de moeite waard. Heel wat bomen en struiken van de Nationale Plantentuin zijn Kampioenen van België wat ouderdom of stamdikte betreft. Alleen hiervoor al zou je naar Meise kunnen afzakken. Ik was ferm onder de indruk van een tulpenboom aan de westzijde van de oranjerievijver. Zo'n kastaar heb ik nog nooit gezien, jammer dat hij uitgebloemd was.
Interessant om weten is dat het domein van de Nationale Plantentuin toebehoorde aan de zus van koning Leopold II. De koning kocht het aan voor zijn zuster Charlotte, ook gekend als 'Keizerin van Mexico'. In 1938 kocht de Belgische staat het landgoed over van de Koninklijke familie en in 1958 werd het opengesteld.
Alphone Balat overleed in 1895 en is begraven op het kerkhof van Laken. Eén van de bekendste leerlingen van Balat is Victor Horta.
Inderdaad een zalig mooi gebouw. En doordat het stukken kleiner is (maar helaas nog steeds te groot voor mijn tuin) dan de centrale koninklijke serre vind ik deze veel aangenamer.
BeantwoordenVerwijderenMooi gebouw, die serre. Ik had ze nog nooit eerder gezien en leer hier dus weer vanalles bij.
BeantwoordenVerwijderenHeb je nog wat leuke dingen gevonden bij Bruckeveld?
Ik was vooral op zoek achter Asters en die heb ik gevonden, evenals Vernonia, Tricyrtis, Eupatorium en een hoge Campanula.In totaal zo'n 20 plantjes.
BeantwoordenVerwijderenBen nog nooit in de plantentuin geweest, maar die serre wil ik zelf ook wel een keer zien. Fijn om meteen een beetje geschiedenis mee te krijgen.
BeantwoordenVerwijderen