Brussel is voor mij lange tijd een grote onbekende geweest. Buiten de Grote Markt, manneke pis, het
atomium, de basiliek van
Koekelberg, het
dinomuseum en het gebied rond het koninklijk paleis was alles van horen zeggen of foto's uit de boekskes. Om eindelijk een einde te maken aan dit wijd gat in mijn cultuur, gingen we onlangs met de ganse kroost een weekendje Brusselen. Als uitvalsbasis kozen we voor Jeugdherberg Brueghel, neergepoot in de schaduw van de Kapellekerk.
De jeugdherberg naast de O.L.Vrouw-ter-Kapellekerk
Een betere ligging om Brussel te verkennen zal je moeilijk vinden. Vlakbij de Grote Markt, aan de rand van de Marollen, op wandelafstand van het station (ja, we kwamen met de trein) en ook de Grote en Kleine Zavel bevinden zich vlakbij. Alleen moet je vrede kunnen nemen met het concept 'Jeugdherberg': dit betekent dat je tijdens de middag buiten moet en dat het sobere ontbijt tussen 7 en 9 moet opgegeten worden. Bij een nachtje stappen, wellicht niet voor iedereen haalbaar.
Omdat er geen grote familiekamer beschikbaar is, werden we verdeeld over 2 kamers: eentje op het 2de verdiep en de andere op de derde verdieping. Beide kamers waren bij aankomst niet verlucht en stonken onaangenaam. Vensters meteen opengezet en toen beterde het wel. Maar de kamer van die van ons en de dochters, daar was wel meer mee mis. Het plafond en één van de muren waren behoorlijk beschimmeld. Mijn supergevoelige dochters vonden het maar niks en ze hadden deze keer gelijk. Deze kamer is niet beslaapbaar. Geen goed uithangbord voor de Vlaamse Jeugdherbergen. Komaan, doe er wat aan mensen!
Aan de Hallepoort
Uiteraard bezochten we alle Brusselse klassiekers. De schoonheid van de Grote Markt, toch één van de mooiste van de wereld, werd in detail bestudeerd. Manneke pis en Jeanneke, die gehurkt achter stevige tralies haar klein gevoeg doet, werden niet vergeten. Voor het eerst slenterde ik ook rond op de Grote en Kleine Zavel. De 48 mooie bronzen beeldjes van Paul Ankar kadreren deze gezellige groene oase op schitterende wijze. Via het borstbeeld van koning Boudewijn, blijkbaar nog de enigste van de familie die nooit zijn scheve schaatsen aantrok, bezochten we de nationale kerk van België, de Sint-Michiels en Goedele-kathedraal. De Beenhouwerstraat, het parlement, de Sint-Hubertusgalerijen, het voormalig warenhuis Old England, en zo verder -jullie kennen ze wellicht beter dan mezelf- ... zo goed als niks sloegen we over. Alleen het Jubelpark en de vele art nouveauhuizen, die spaarden we voor een later bezoek.
Het justitiepaleis en één van de vele Brusselse stripgevels in de Miniemenstraat
De tweede dag spitsten we ons toe op de
Marollenwijk. We stippelden aan de hand van een stadsgids een allesomvattende wandeling uit, met vertrek aan de Hallepoort. Ik probeer me de middeleeuwse stadsmuren in te beelden waarvan de Hallepoort de enigste overgebleven poort is. Ik blijf het maar niet snappen waarom zovele steden ooit beslisten om stadsmuren en omwallingen te slopen. Bijna altijd kwamen er stadsringen (wegen) in de plaats, alsof deze niet naast de muren konden aangelegd worden. Echt dom en respectloos.
Rondneuzen op de vlooienmarkt
Via de Hoogstraat wandelden we naar de gekende vlooienmarkt op het Vossenplein. We passeerden op de hoek met de Sistervatstraat een heel aparte sociale woonwijk, de Cité de Rasière. De 7 woonblokken met duidelijke art nouveau-invloeden zijn echt de moeite waard om aandachtig te bekijken. Alleen is er een sluikstortprobleem. Op de stoepen liggen afzichtelijke hopen vuilniszakken en afgedankte rommel. Het waarschuwingsbordje dat er een fikse boete in de lucht hangt, heeft geen enkel effect. Ik vind het zielig dat deze charmante woonblokken zo ontsierd worden.
een wel heel aparte sociale wijk, de Cité de Rasière
Op het Vossenplein namen die van ons en de kinderen rustig de tijd om de rommelmarkt te bezoeken. Geen koopjes te doen, hoorde ik achteraf. Zelf verkoos ik om de oude brandweerkazerne aan de Blaesstraat (1863, Joseph Poelaert) te bewonderen en een blik te werpen op het interieur van de Kerk van Onze Lieve Vrouw Onbevlekt. Deze
neoromaanse Kapucijnenkerk dateert van 1854 en, naar ik verneem, komen hier nog heel wat kerkgangers. De buitengevel sprak me meer aan dan de binnenkant.
bijtanken in Het Warm Water (met oxfam-koffie)
In de Vossenstraat verpoosden we in het eetcafé 'het Warm Water'. We dronken er oxfam-koffie en warme choco. Mijn rondspeurend oog viel op een mooie zwartwit-foto aan de muur achter ons tafeltje. Een oud gesjaald dametje (of is het een heer?) biedt haar koopwaar aan op de rommelmarkt. De foto ademt sfeer uit. Een flyer van het eetcafé leert me dat vroeger in de Marollen, niet iedereen de luxe had om zelf kokend water te maken. De kruidenier zette daarom "een grote koperen ketel op een houtskoolvuur. Zodra het water kookte, riep de kruidenier 'Werm Woeter'. Op deze woorden kwam er een hele stoet huisvrouwen af, gewapend met koffiepot of een andere kookpot".
De kindertuin van Victor Horta
Vooraleer we via de Miniemenstraat de lift naar het justitiepaleis instapten, deden we een klein zijsprongetje in de Sint-Gisleinstraat. Je vermoedt al waarom: inderdaad, hier staat een vrij onopvallend bouwwerk van Victor Horta, de in 1895 gecreëerde kindertuin. Het bijhorend infobord leert me dat dit schooltje het eerste openbare project is waarmee Horta werd belast.
Onze geslaagde wandeling eindigde op het Poelaertplein nabij het megalomane justitiepaleis. Op deze heuvel stonden vroeger de stadsgalgen en vele arme zielen zouden er nog begraven liggen. Het plein biedt een mooi uitzicht over Brussel. In de verte zien we het atomium, wat korter bij de spitse toren van het stadshuis en de kerk naast onze jeugdherberg, die blijkt zich echt vlakbij te situeren. Ik ben stevig onder de indruk van de middelbare school die in gele en rode baksteen werd gemetseld tegen de bergflank van het Poelaertplein.
Bij het justitiepaleis (Leopold II, 1866) met de opgeblinkte koepel zelf, krijg ik een dubbel gevoel. Architectonisch en bouwkundig zeker een huzarenstuk maar het intimiderend karakter ervan overheerst naar mijn smaak. Een groot stuk van de authentieke Marollen werd ervoor afgebroken. De armste Brusselaars, waaronder marktkramers, prostituees en bedelaars werden dakloos en konden voorgoed ophoepelen. Het symbool van de Belgische Rechtsstaat onderstreepte meteen dat de sociaal zwakkeren geen rechten hebben. Klassejustitie vanaf de fundering.
In de stadsgids lees ik dat 'wie de echte Marollen nog wil bezoeken, zich moet haasten'. Bij de geplande art nouveauwandeling (ondermeer in Elsene en op de Ambiorixsquare) komen we zelf zeker nog eens terug. Brussel heeft ons gecharmeerd. We hebben een schone hoofdstad.